Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Geertruidenberg, en de raad van de gemeente Oosterhout, verweerder.
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Geertruidenberg,
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerkdorp Den Hout, herziening II 2010 ([locatie])" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2010, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door ing. A.W.L. de Bont, de raad, vertegenwoordigd door P.C.H. van der Made en mr. M.C. Vervoort, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], bijgestaan door mr. J.M. Smits, werkzaam bij SRK rechtsbijstand, als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in de bestemming "Bedrijf (B)" voor het perceel [locatie] gelegd. Blijkens de toelichting bij het plan was voor dit perceel in het door de raad op 18 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Kerkdorp Den Hout" een bestemming voor bedrijfsdoeleinden opgenomen, waaraan door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit van 28 oktober 2008 om juridisch technische redenen goedkeuring is onthouden. Het plan strekt er blijkens de toelichting toe om deze omissie te herstellen.
2.3. [appellant], die woonachtig is in het pand aan de [locatie], betoogt dat aan het perceel een woonbestemming had moeten worden toegekend. Daartoe voert hij aan dat op het perceel ingevolge het thans nog geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen Den Hout, herziening 1963" (mede) een woonbestemming rust, zoals ook het geval was toen hij het perceel kocht en in gebruik nam. Volgens hem is de toegekende bestemming "Bedrijf" in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Daartoe voert hij aan dat ter zake van de Houtse Heuvel het beleid wordt gevoerd om de woonfunctie te versterken en bedrijven te weren en niet valt in te zien waarom het perceel gelet op de oppervlaktematen niet geschikt zou kunnen zijn voor een woning. [appellant] voelt zich in zijn visie gesterkt door het door gedeputeerde staten ter zake van het perceel ingenomen standpunt, zoals verwoord in hun besluit omtrent goedkeuring van 28 oktober 2008. Tot slot betoogt [appellant], dat gelet op de afstand van 5,5 meter tussen zijn woning en die van de naastgelegen woning van [belanghebbende] en de omstandigheid dat vanuit zijn woning geen zicht is in de woning van [belanghebbende], niet voor een onaanvaardbare aantasting van de privacy behoeft te worden gevreesd.
2.4. De raad heeft zich op het standpunt gesteld, dat een woonbestemming niet aanvaardbaar wordt geacht, omdat het perceel te klein is, waardoor sprake is van aantasting van privacy van de buren.
2.5. De voorzitter stelt vast dat, gelet op artikel 3.1 van de planregels in samenhang met de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij het plan, de bestemming "Bedrijf (B)"het mogelijk maakt dat op het perceel [locatie] bedrijvigheid zoals chemische produktie, autoreparatie, vuurwerkopslag en afvalverwerking mag plaatsvinden. De raad heeft in de stukken noch ter zitting deugdelijk gemotiveerd waarom deze activiteiten passend zijn in de omgeving van het perceel, die hoofdzakelijk bestaat uit woningen, dan wel waarom deze bestemming de voorkeur geniet boven een woonbestemming. Evenmin heeft de raad inzichtelijk gemaakt dat de bestemming "Bedrijf (B)" binnen de planperiode kan worden gerealiseerd, te meer nu [appellant] ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij niet voornemens is een bedrijf op het perceel te vestigen en door hem is gesteld dat het gebruik van het perceel als woning in overeenstemming is met de op het perceel rustende bestemming. Voorts heeft de raad niet afdoende gemotiveerd waarom de afstand van 5,5 meter tussen de woningen van [appellant] en [belanghebbende] uit oogpunt van privacy ter plaatse niet aanvaardbaar is. Daarbij betrekt de voorzitter dat de afstand tussen bijvoorbeeld de woningen aan de Houtse Heuvel 40 en 42 minder is dan 5,5 meter.
2.6. Het bovenstaande leidt de voorzitter tot de slotsom dat in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 13 juli 2010, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kerkdorp Den Hout, herziening II 2010 ([locatie])";
III. gelast dat de raad van de gemeente Oosterhout aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011
361.